Rapport - Tijdkritische aandoeningen

Op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft Zorginstituut Nederland onderzoek laten doen naar de medische onderbouwing van bestaande kwaliteitsnormen voor 5 acute en complexe aandoeningen, de zogenoemde tijdkritische aandoeningen. Patiënten die acuut complexe medische zorg nodig hebben moeten snel naar een ziekenhuis worden vervoerd dat beschikt over zorgverleners met de juiste vaardigheden en de benodigde faciliteiten. Dat kan veel gezondheidsschade voorkomen. Adviesbureau KPMG heeft op verzoek van het Zorginstituut voor 5 aandoeningen onderzocht welke kwaliteitsnormen er landelijk vastgelegd zijn. Op basis van dit onderzoek concludeert het Zorginstituut om de onderbouwing voor de tijdkritische aandoeningen te verbeteren.

Meer inzicht nodig in bestaande kwaliteitsnormen complexe spoedzorg

De minister van VWS heeft het Zorginstituut de opdracht gegeven om een onafhankelijke, medisch onderbouwde rapportage op te stellen. Het rapport moet inzicht geven in bestaande kwaliteitsnormen voor acute complexe aandoeningen.

  • De rapportage gaat over 5 tijdkritische, complexe aandoeningen: acuut hartinfarct (STEMI), acuut herseninfarct (CVA), ruptuur van de buikslagader (RAAA), multitrauma en acute verloskunde.
  • Per aandoening geeft de rapportage inzicht in:
    • binnen hoeveel tijd, welk type zorg moet worden verleend of beschikbaar moet zijn, de zogenoemde tijdindicaties;
    • aan welke kwaliteitskenmerken deze zorg moet voldoen, zoals benodigde expertise, faciliteiten en volumenormen om patiënten met verdenking op deze aandoening vanaf de eerste melding tot de start van de zorg op een medisch aanvaardbare wijze te behandelen om vermijdbare gezondheidsschade te voorkomen.
  • De rapportage bevat ook een overzicht met andere tijdkritische aandoeningen.

Bij deze opdracht ging het nadrukkelijk niet om het vaststellen van nieuwe kwaliteitsnormen voor tijdkritische aandoeningen. Voor betreffende aandoeningen is een patiëntreis opgesteld die loopt van de eerste melding tot aankomst bij het juiste ziekenhuis. Bij het opstellen van de patiëntreizen zijn de relevante beroepsorganisaties, patiëntenorganisatie en zorgverzekeraars betrokken.

Belangrijkste conclusies

Uit het rapport trekt het Zorginstituut onder meer de volgende conclusies:

  • De onderbouwing van tijdsindicaties is niet altijd terug te vinden in de richtlijnen.
  • Acties die tijdens het vervoer naar het ziekenhuis door het ziekenhuis kunnen worden uitgevoerd, de zogenoemde parallelle acties, staan niet duidelijk beschreven in landelijke protocollen en richtlijnen. Ze staan meestal wel in regionale afspraken.
  • Soms zijn de normen tegenstrijdig.
  • De mate van onderbouwing verschilt per aandoening en is voor de meeste aandoeningen onvoldoende. Bij STEMI is de onderbouwing wel voldoende.

Het Zorginstituut geeft daarnaast nog enkele overwegingen mee over het ontwikkelen van aanvullende afspraken of nieuwe normen.

Overwegingen voor het vervolg

Het Zorginstituut geeft een aantal overwegingen mee bij het gebruiken van de resultaten van dit rapport:

  • De beschreven patiëntreizen starten bij melding 112 of bij de huisarts of huisartsenpost. De patiënt meldt zich echter niet altijd via deze wegen. Ook wordt bij het ontstaan van de eerste klachten niet meteen een melding gedaan door de patiënt, waardoor er sprake is van extra vertraging in het tijdspad van melding tot aankomst in het juiste ziekenhuis.
  • De patiëntreis is opgesteld per aandoening. Maar het is meestal niet meteen duidelijk of er sprake is van betreffende aandoening, de patiënt meldt zich niet met een diagnose op het voorhoofd.
  • De triage vindt plaats op basis van het toestandsbeeld van de patiënt. Het ligt voor de hand om de patiëntreis daar te laten starten.
  • Het rapport gaat over 5 specifieke aandoeningen. Deze aandoeningen maken slechts een beperkt deel uit van het totaal aantal acute zorgvragen.
  • Bij chronische patiënten die in de eerstelijn worden behandeld, zoals de huisarts, kan ook een levensbedreigende verergering plaatsvinden. Het Zorginstituut beveelt aan om eventuele nieuwe normen voor deze acute zorgvragen in samenspraak met de eerstelijn te ontwikkelen.

Vervolgstappen op weg naar passende spoedzorg

Op basis van het KPMG-rapport concludeert het Zorginstituut dat de huidige onderbouwing van de tijdsindicaties onvoldoende is voor 4 van de 5 aandoeningen. Het rapport bevat aanknopingspunten voor verbetering van de onderbouwing. Dit kan bijvoorbeeld door samen met het zorgveld kwaliteitsnormen te formuleren voor het traject van eerste melding tot aan het ziekenhuis, zoals mogelijk uit te voeren parallelle acties. Daarnaast helpt het om afspraken te maken over structurele uitwisseling van gegevens en het delen van beeldbeschikbaarheid.