Kwaliteitsstandaard Organisatie van Intensive Care

De kwaliteitsstandaard Organisatie van Intensive Care zoals die op 19 juli 2016 door het Zorginstituut is vastgesteld en in het Register is geplaatst. Deze kwaliteitsstandaard beschrijft de voorwaarden waaraan de organisatie van Intensive Care-zorg in Nederland moet voldoen.

Voorgeschiedenis

Iedereen in Nederland moet altijd en overal kunnen rekenen op goede Intensive Care (IC-)zorg en goede IC-nazorg, waarbij ook naasten van IC-patiënten kunnen rekenen op goede begeleiding. De eerste richtlijn voor IC-zorg uit 2006 was een belangrijke stap in de realisatie daarvan; die richtlijn ging over de organisatie van- en de samenwerking rond de zorg op IC’s. Twee jaar na de invoering van de richtlijn signaleerde de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een paar essentiële verbeterpunten. Deze hadden vooral betrekking op de regionale samenwerking en de vraag welke deskundigheden en competenties op welke momenten en in welke situaties nodig zijn op de IC-afdelingen in de ziekenhuizen. De IGZ adviseerde de richtlijn te reviseren en daar waar nodig aan te vullen. Van 2010 tot 2015 heeft een onafhankelijke werkgroep met leden van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC), de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA) en de Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) in samenwerking met andere relevante partijen aan een nieuwe richtlijn gewerkt. Dit traject is echter niet voltooid omdat de conceptrichtlijn door de leden van de NVIC op 1 juli 2015 is afgewezen. Omdat het de betrokken partijen niet is gelukt om eensgezind de richtlijn IC te voltooien vóór de door het Zorginstituut gestelde deadline van 31 december 2015, heeft het Zorginstituut met het oog op het publiek belang zijn Adviescommissie Kwaliteit (deze commissie heet nu Kwaliteitsraad) gevraagd de regie op de ontwikkeling van de nieuwe richtlijn IC over te nemen.

De Kwaliteitsstandaard

Ondanks dat de betrokken partijen de conceptrichtlijn uit 2015 niet collectief hebben omarmd, bleken de partijen het over de uitgangspunten en grote lijnen van de richtlijn wel met elkaar eens te zijn. Op basis van gesprekken met alle betrokken partijen en diverse deskundigen, concludeerde de Kwaliteitsraad dat met name de gedetailleerde en niet altijd onderbouwde uitwerking van de aanbevelingen tot discussie leidde. De richtlijn werd gezien als een landelijk vastgestelde blauwdruk die te weinig ruimte liet voor een regionale invulling van de aanbevelingen. Het toesnijden van de richtlijn op de specifieke situatie in een regio was daardoor moeilijk. De Kwaliteitsraad stelde vast dat juist voor de mate van detail in de structuurvoorschriften van de oorspronkelijke conceptrichtlijn uit 2015 een beperkte wetenschappelijke onderbouwing aanwezig is. Daarom koos de Kwaliteitsraad ervoor om naast het in algemene zin voorschrijven van structuren, ook te sturen op uitkomsten en op het stimuleren van het leerproces van professionals en hun organisaties in de regio. Met deze verandering en enkele andere aanpassingen in de conceptrichtlijn is de inhoud meer in overeenstemming gebracht met eigenschappen die van belang zijn voor een kwaliteitsstandaard. De tekst is compact en leesbaar gemaakt en het aantal aanbevelingen is beperkt. Voor de onderbouwing van de aanbevelingen wordt verwezen naar de bijlagen in het onderbouwingsdocument bij deze kwaliteitsstandaard.