Advies actualisatie bijlage 2-voorwaarden (2023)

Zorginstituut Nederland heeft de minister Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) geadviseerd om de bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering (Rzv) aan te passen. De minister van VWS heeft besloten het advies over te nemen. Dat betekent dat per 1 juni 2023 voor een aantal geneesmiddelen de bijlage 2-voorwaarden komen te vervallen.

Update mei 2023: bijlage 2-voorwaarden vervallen voor een aantal geneesmiddelen per 1 juni 2023

De minister van VWS heeft besloten om ons advies over te nemen. Dat betekent dat voor de volgende geneesmiddelen de bijlage 2-voorwaarden vervallen per 1 juni 2023:

  • combinatiepreparaat met elvitegravir, cobicistat, emtricitabine en tenofovir disoproxil fumaraat 
  • mercaptopurine suspensie voor oraal gebruik 
  • pirfenidon 
  • nintedanib 
  • rivaroxaban 
  • apixaban 
  • edoxaban 
  • dabigatran 
  • febuxostat  
  • rifaximine 
  • linaclotide 
  • tolvaptan 
  • roflumilast

 Lees het vergoedingsbesluit van de minister in de Staatscourant.

Wat zijn bijlage 2-voorwaarden?

De minister kan extra voorwaarden stellen voor het vergoeden van extramurale geneesmiddelen door een medicijn te plaatsen op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering (Rzv). Extramurale geneesmiddelen zijn medicijnen voor thuisgebruik die op recept van een arts verkrijgbaar zijn bij de apotheek. Ze worden alleen vergoed uit het basispakket van de zorgverzekering als ze opgenomen zijn in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). Het doel van de extra voorwaarden is het bevorderen van een doelmatig inzet van deze middelen.

Bijlage 2 brengt de nodige administratieve lasten met zich mee, zowel voor zorgverleners als zorgverzekeraars. Dit moet tot een minimum worden beperkt.

Voorstel van ZN voor actualisatie

Werkgroep bijlage 2 van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) evalueert jaarlijks hun beleid op de controle van bijlage 2 om te bekijken of dit nog noodzakelijk is voor hun uitvoering. Vanwege deze evaluatie heeft ZN aan het Zorginstituut gevraagd om een advies uit te brengen aan de minister om de nadere voorwaarden voor een aantal geneesmiddelen te laten vervallen. De Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) steunt het verzoek van ZN. Verder hebben de Federatie Medische Specialisten (FMS) en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) een gezamenlijk verzoek ingediend over de aanpassing van de nadere voorwaarden voor linaclotide. Alle voorstellen zijn door het Zorginstituut inhoudelijk beoordeeld. 

Het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS)

Een geneesmiddel komt voor vergoeding uit het basispakket in aanmerking zodra het is opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). Het GVS is een onderdeel van de Regeling zorgverzekering. Het GVS bevat lijsten met geneesmiddelen die vergoed worden uit het basispakket, oftewel die een te verzekeren prestatie zijn in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De middelen die zijn opgenomen in het GVS zijn geclusterd op bijlage 1A van de Regeling zorgverzekering (onderling vervangbare middelen) of staan apart op bijlage 1B (unieke geneesmiddelen). Er kunnen ook nadere voorwaarden aan de vergoeding worden gesteld. In dat geval wordt een middel ook op bijlage 2 geplaatst.

Bijlage 1A

Op bijlage 1A staat de lijst met groepen van onderling vervangbare geneesmiddelen.

Geneesmiddelen worden als onderling vervangbaar aangemerkt als zij:

  • bij een gelijksoortig indicatiegebied kunnen worden toegepast;
  • via een gelijke toedieningsweg worden toegediend; én
  • in het algemeen voor dezelfde leeftijdscategorie zijn bestemd.

De geneesmiddelen op deze lijst hebben een vergoedingslimiet. Als de prijs van het geneesmiddel dus boven deze limiet ligt, dan moet de verzekerde bijbetalen.

Bijlage 1B

Op bijlage 1B staat de lijst met geneesmiddelen in het GVS die niet onderling vervangbaar zijn. De geneesmiddelen op deze lijst hebben geen vergoedingslimiet.

Bijlage 2

Middelen op de lijsten 1A en 1B kunnen daarnaast op bijlage 2 zijn geplaatst. Dit houdt in dat er extra voorwaarden aan de vergoeding zijn gesteld. Bijvoorbeeld als bij de geregistreerde indicatie niet de gehele patiëntengroep, maar slechts een deel van patiënten voor vergoeding van een middel in aanmerking komt.