Evaluatierapport Internetbehandelingen bij depressie

Uit de evaluatie blijkt dat het aantal internetbehandelingen bij depressie niet sterk is toegenomen sinds 2013, minder dan men aanvankelijk dacht. Het blijkt dat in de periode 2013-2017 slechts 1 tot 3 procent van de mensen met psychische problemen een internetbehandeling heeft ontvangen. Een grote groep patiënten en ook zorgverleners (POH GGZ) blijft face-to-face behandelingen verkiezen. Daarmee lijkt de verwachte substitutie van face-to-face behandelingen vooralsnog niet plaats te vinden. Verder komt uit interviews en gepubliceerd onderzoek naar voren dat de internetbehandelingen waar het standpunt betrekking op heeft, mogelijk niet kosteneffectiever zijn dan de gebruikelijke face-to-face behandelingen.

Achtergrond

In 2013 heeft Zorginstituut Nederland het standpunt 'Internetbehandelingen bij Depressie' gepubliceerd. In dit standpunt concludeert het Zorginstituut dat internetbehandelingen gebaseerd op cognitieve gedragstherapie voor volwassen patiënten met een lichte of zware depressie, voldoen aan de stand van de wetenschap en praktijk. Na publicatie ontving het Zorginstituut signalen over een mogelijke toename in zorggebruik en kosten doordat internetbehandelingen als extra behandelvorm worden toegevoegd aan bestaande behandelingen, in plaats van de traditionele face-to-face behandeling te vervangen. Om die redenen is deze evaluatie gestart. Daarnaast willen we inzicht krijgen in het type patiënt (licht of zwaar) dat gebruikt maakt van internetbehandelingen.
In deze evaluatie behandelen we daarom de volgende vragen:

  • Is er sprake van de in het standpunt beoogde substitutie van face-to-face behandelingen door internetbehandelingen bij de cognitieve gedragstherapie van depressie?
  • Indien er sprake is van internetbehandeling bij patiënten met een zware depressie, is dit gepaste zorg?