Signalement Mondzorg 2011

In dit signalement gaat het Zorginstituut (voorheen CVZ) specifiek in op de ontwikkeling van de mondgezondheid van jongeren van 5 tot 23 jaar in Nederland. Uit onderzoek blijkt dat het grootste deel van de Nederlandse jeugd met gaatjes (cariës) heeft te maken, ondanks het feit dat de maatregelen om gaatjes te voorkomen bewezen effectief zijn. Zo is tweemaal daags poetsen met fluoride tandpasta wetenschappelijk onomstreden, maar bleek bijna 4 op de 10 van de 21-jarigen uit de lage SES-groep dit advies niet op te volgen. SES staat voor de sociaaleconomische status van een persoon. Om de trends in mondgezondheid door de jaren heen te kunnen beschrijven is besloten om de resultaten in te delen op sociaaleconomische status (SES) op basis van opleidingsniveau.

Verschillen tussen groepen

De algemene tendens is dat de mondgezondheid bij jeugdigen ten opzichte van 2005, een positieve lijn laat zien. Zowel bij de jeugdige in de hoge als in de lage SES-groep. Wel blijken er aanzienlijke verschillen te bestaan tussen beide SES-groepen. Deze verschillen ontstaan op jeugdige leeftijd en blijven voortbestaan in de volwassen leeftijd. Het probleem van de gebitsslijtage neemt in de loop der tijd toe. De lage SES-groep scoort lager op:

  • een gebit zonder gaatjes;
  • onbehandelde gaatjes in het gebit;
  • aanwezige tandplaque;
  • aantal eet- en drinkmomenten per dag bij 9-jarigen;
  • dagelijks ontbijten;
  • kiespijn bij 9-jarigen.

Over het algemeen kan gezegd worden dat kinderen uit de lage SES-groep een slechtere mondgezondheid hebben.

Resultaten in lijn met eerder onderzoek

Uit eerder onderzoek van het Zorginstituut naar de mondgezondheid bij volwassenen in 2007 bleken ook verschillen in mondgezondheid tussen de hoge en de lage SES-groep. De verschillen waren aanwezig in alle volwassen leeftijdsgroepen, en bleven in de loop van de tijd gelijk. Uit dit onderzoek uit 2011 blijkt dat deze verschillen ook al op jeugdige leeftijd aanwezig zijn. Op grond van deze uitkomsten is de aanname gerechtvaardigd dat sociaaleconomische verschillen in mondgezondheid die op jeugdige leeftijd ontstaan, blijven voortbestaan in de volwassen leeftijd.
De resultaten geven aan dat de aandacht bij maatregelen om het gebit gaaf te houden vooral gericht moet zijn op de voedingsgedrag (bijvoorbeeld voldoende eet- en drinkmomenten). Hierbij moet vooral de aandacht gaan naar de (ouders van) jeugdigen met een lage SES. Om vervolgens de mate van cariës te beperken zal de aandacht gericht moeten worden op zowel het voedingsgedrag als de frequentie van tandenpoetsen.