Advies over de positionering van behandeling en aanvullende zorgvormen in de Wlz

Het Zorginstituut heeft op verzoek van het ministerie van VWS bekeken wat de positionering van 'behandeling en aanvullende zorg' zou moeten zijn.
Wlz-cliënten met gelijke zorgbehoefte krijgen niet altijd dezelfde zorg en niet altijd de zorg die nodig is. Dit komt doordat de regelgeving in de zorg onderscheid maakt tussen 'verblijf met behandeling' en 'verblijf zonder behandeling'. Bij verblijf in een instelling 'met behandeling' valt alle zorg onder het Wlz-pakket. Daar wordt aan Wlz-cliënten de integrale zorg geboden die zij nodig hebben. Bij verblijf in een instelling 'zonder behandeling' biedt de zorgaanbieder alleen verpleging, begeleiding en persoonlijke verzorging. De aanvullende zorgvormen vallen daar buiten. Daarvoor zijn deze cliënten nu aangewezen op de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Het Zorginstituut heeft in 2 delen geadviseerd. Eerst over de bestaande doelgroepen van de Wlz, dus cliënten met een andere grondslag dan psychiatrie. In het aanvullende advies is gekeken naar mensen met een psychische stoornis die voldoen aan de wettelijke toegangseisen van de Wlz.

Positionering van behandeling en aanvullende zorgvormen in de Wlz

Op 27 september 2017 heeft het Zorginstituut advies uitgebracht over de positionering van behandeling in de Wlz. De kernboodschap daarvan is dat bij institutionele zorg (instellingszorg en situaties die daarop lijken, zoals geclusterd vpt) alle behandeling en aanvullende zorg ten laste van de Wlz moet komen. De reden daarvan is vooral dat de doelgroep waarover het gaat (de meest kwetsbaren) is aangewezen op integrale, interdisciplinaire zorg. Dat is alleen goed mogelijk als alle zorg onder regie van één zorgaanbieder wordt geboden. Vandaar dat we tot het advies kwamen om alle zorg en ook de aanvullende zorgvormen (huisartsenzorg, farmaceutische zorg, tandheelkundige zorg, hulpmiddelen en paramedische zorg) onder de Wlz te laten vallen.

Het advies is geschreven voor de bestaande doelgroepen van de Wlz, dus cliënten met een andere grondslag dan psychiatrie. In het advies gaven we aan dat we zouden toetsen of onze conclusies ook gelden voor mensen met een psychische stoornis die voldoen aan de wettelijke toegangseisen van de Wlz.

Aanvullend advies voor GGZ-cliënten

Op 7 maart 2018 heeft het Zorginstituut in het aanvullend advies over de positionering van behandeling in de Wlz,  geadviseerd om het advies ook voor de GGZ-doelgroep te laten gelden. Ook mensen met een psychiatrische stoornis, die blijvend zijn aangewezen op 24 uur zorg nabij of permanent toezicht, zijn aangewezen op integrale zorg. Ook zij hebben daarom recht op een integraal Wlz-pakket, inclusief behandeling en de aanvullende zorgvormen.

Als de situatie van een cliënt dermate verslechtert dat verblijf met behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk is, komt die zorg, zolang de opname duurt, ten laste van de Zvw, waarbij verder hetzelfde LGGZ-regime geldt als bij cliënten zonder Wlz-indicatie.

De implementatie van dit advies brengt grote organisatie veranderingen met zich mee. De sector moet tijd en gelegenheid krijgen zich aan te passen aan de nieuwe situatie. Branche- en beroepsverenigingen moet hier nauw bij betrokken worden.

Alle zorg vanuit één wet

De belangrijkste motivatie voor de verandering is waarborgen dat de Wlz-cliënten in een instelling integrale zorg krijgen. Een deel van de zorg die zij ontvangen, waaronder de huisarts, farmaceutische zorg en hulpmiddelen, komt nu vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) of Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), of is voor eigen rekening.

Bij implementatie van dit advies, ontvangen zij straks vrijwel alle zorg vanuit de Wlz. Hiermee zou het historisch gegroeide onderscheid tussen verblijf met behandeling en verblijf zonder behandeling verdwijnen.

Reactie minister

In overleg met de Minister van Medische Zorg en de Staatssecretaris van VWS, heeft de minister van VWS besloten het advies van het Zorginstituut, om alle Wlz-cliënten bij institutionele zorg een integraal pakket behandeling vanuit de Wlz te verstrekken, niet op te volgen. Dit besluit is op basis van de volgende overwegingen:

  1. Risico op verslechtering van toegankelijkheid van de artsenfunctie in de Wlz.
  2. Mogelijke inperking van de keuzevrijheid voor cliënten.
  3. Onduidelijkheid over de doelmatigheid van de behandelfunctie binnen de Wlz.

De minister zal in de zomer van 2019 een voorstel doen voor de vervolgstappen. De inzet bij de uitwerking van het vervolgtraject is de zorg overzichtelijker te maken voor cliënten, zorgaanbieders en Zvw-behandelaars en pakketverschillen weg te nemen.

Lees de gehele reactie van de minister in de Kamerbrief van 11 april 2019.