Verblijf in een instelling (Wlz)

Er zijn verschillende manieren om Wlz-zorg geleverd te krijgen. Onder voorwaarden kan dat thuis, maar het kan ook zijn dat verblijf in een instelling nodig is. De cliënt voorziet dan niet zelf in zijn woonruimte. Omdat de verzekerde dan in de instelling gaat wonen, vallen onder verblijf ook een aantal voorzieningen die het verblijf tot een ‘thuis’ maken. Het is van belang dat de instelling, cliëntenraad en individuele bewoners met elkaar de zorg en het wonen op een manier inrichten die zoveel mogelijk past bij de doelgroep en de individuele bewoners.

Best passende setting

Het gaat bij verblijf om wonen in een instelling die geschikt is om de zorg te bieden waarop de verzekerde is aangewezen.

De eisen waaraan de huisvesting moet voldoen, hangen samen met het doel van het verblijf. De bouwkundige voorzieningen kunnen bovendien wijzigen als gevolg van nieuwe inzichten in de zorgverlening.

De best passende setting voor verblijf hangt af van de zorgvraag. Het kan gaan om:

  • wonen in een instelling al dan niet met een eigen kamer;
  • groepswonen in de wijk of op het instellingsterrein;
  • een relatief zelfstandige woonvorm in de wijk; of
  • een appartement op een instellingsterrein.

Wat valt er onder verblijf?

Bij verblijf in een instelling horen, eten en drinken, schoonhouden van de woonruimte, roerende voorzieningen en de overige voorzieningen. De leveringsvorm verblijf gaat gepaard met de volgende vormen van zorg:

Als sprake is verblijf en behandeling door dezelfde instelling komen de volgende aanvullende zorgvormen óók ten laste van de Wlz.

  • geneeskundige zorg van algemene aard

  • psychiatrische zorg

  • farmaceutische zorg

  • hulpmiddelen

  • tandheelkundige zorg

  • specifieke kleding

Meer hierover en wanneer er precies sprake is van verblijf en behandeling door dezelfde instelling is te lezen op de pagina 'Aanvullende zorg bij verblijf en behandeling'.