Afsluiten linker hartoor geen verzekerde zorg

Er is onvoldoende wetenschappelijk bewijs dat occlusie van het linker hartoor bij patiënten met atriumfibrilleren (hartritmestoornis) mét of zonder contra-indicatie voor antistolling effectief is. Bovendien kent de ingreep een aantal risico’s. Deze zorg maakt daarom geen deel uit van het basispakket. Het gaat om een methode waarbij het linker atriumaanhangsel van het hart wordt afgesloten, wat embolieën en beroertes zou voorkomen.

Standpunt

De geraadpleegde partijen - Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie (NVT), Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN) en de Hart- en Vaatgroep - onderschrijven het standpunt van het Zorginstituut. De Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC) is echter van mening dat linker hartoor sluiting voor ‘rug tegen de muur patiënten’ – waarbij geen of beperkte alternatieve interventies mogelijk zijn - een gewenste en relevante toevoeging is aan de bestaande zorg.

Academie

Volgens het Zorginstituut kan de behandeling voor ‘rug tegen de muur patiënten’ wel als experimentele behandeling in academische ziekenhuizen worden verricht.

De door het Zorginstituut aangedragen mogelijkheid van een voorwaardelijk toelatingstraject, waarbij de ingreep tijdelijk wordt vergoed terwijl gelijktijdig onderzoek plaatsvindt naar de effectiviteit, is door de beroepsgroep afgewezen.

Occlusie

Atriumfibrilleren is de meest voorkomende hartritmestoornis. Door lokaal te trage bloedstroom, in het bijzonder in het hartoor van het linker atrium (boezem), kunnen daar bloedstolsels (trombi) ontstaan met een beroerte (CVA) als mogelijk gevolg. Daarom wordt bij patiënten met deze hartritmestoornis en een verhoogd risico op beroerte levenslang antistollingsmiddelen voorgeschreven. Het merendeel van de stolsels ontwikkelt zich in het linker hartoor, waardoor occlusie een aanpak zou kunnen zijn om de belangrijkste bron voor een beroerte weg te nemen. Er wordt dan een zogenaamd device geplaatst in de opening van het hartoor, waarna het gebruik van antistollingsmiddelen niet meer nodig zou zijn; wel dient aspirine te worden geslikt.

Vooral voor patiënten met atriumfibrilleren en een contra-indicatie voor antistollingsmiddelen, bijvoorbeeld na het doormaken van een (ernstige) bloeding, zou het sluiten van het linker hartoor een uitkomst kunnen zijn. In deze groep patiënten is er echter onvoldoende bewijs dat het sluiten van het hartoor ook daadwerkelijk beroertes voorkomt. Bovendien worden bij deze patiënten een aantal risico’s geintroduceerd. Zo kent de procedure in ongeveer 4% van de gevallen (ernstige) complicaties en moet een patiënt na incomplete sluiting van het hartoor alsnog antistollingsmedicatie gebruiken. Verder moeten patiënten na een linker hartoor sluiting levenslang aspirine slikken. De risico’s hiervan bij patiënten met een contra-indicatie voor antistolling zijn niet bekend.