Standpunt chemohyperthermie bij een bepaalde vorm van blaaswandkanker (NMIBC)

Het Zorginstituut concludeert dat chemohyperthermie bij de behandeling van een bepaalde vorm van blaaswandkanker kan worden vergoed uit het basispakket van de zorgverzekering. Bij een eerdere beoordeling in 2011 nam het Zorginstituut het standpunt in dat de behandeling niet voldeed aan de ‘stand van de wetenschap en de praktijk’. Naar aanleiding van nieuwe wetenschappelijke publicaties heeft het Zorginstituut een nieuwe beoordeling gedaan. De conclusie daarvan is dat de behandeling voor bepaalde vormen van blaaskanker wél kan worden vergoed. De behandeling wordt daarom voor bepaalde patiënten met blaaskanker vergoed uit de basisverzekering.

Achtergrond

Niet-spierinvasief blaascarcinoom (NMIBC) is een vorm van blaaskanker die in de wand van de blaas groeit, zonder het erachter liggende spierweefsel aan te tasten. Hyperthermie is een warmtebehandeling die in combinatie met chemotherapie de tumorcellen uitschakelt of zwakker maakt.

Het Zorginstituut nam in 2011 het standpunt in dat hyperthermie in combinatie met intravesicale chemotherapie (blaasspoeling met chemotherapie) bij niet-spierinvasief blaaswandcarcinoom niet voldoet aan ‘de stand van de wetenschap en praktijk’. Daarom kwam de behandeling destijds niet in aanmerking voor vergoeding uit het basispakket. Naar aanleiding van nieuwe wetenschappelijke publicaties is het Zorginstituut in 2019 gestart met een herbeoordeling van dit standpunt.

Conclusies van het Zorginstituut

Er zijn verschillende vormen van niet-spierinvasieve blaaskanker. Papillaire blaastumoren (Ta of T1) worden ook wel blaaspoliepen of kwaadaardige blaaspoliepen genoemd. Carcinoma in situ (CIS) heeft niet de vorm van een poliep, maar groeit meer ‘plat’ tegen de blaaswand.

Het Zorginstituut concludeert dat chemohyperthermie (CHT), toegepast als aanvullende behandeling bij niet-spierinvasieve blaaskanker, voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk bij de volgende specifieke indicaties:

  • patiënten met een intermediair of hoog risico papillair (Ta of T1) niet-spierinvasief blaascarcinoom zonder carcinoma in situ (CIS), die BCG-immunotherapie hebben gehad, maar bij wie BCG niet succesvol is geweest;
  • patiënten met een Ta of T1 niet-spierinvasief blaascarcinoom zonder CIS, die in aanmerking komen voor BCG-immunotherapie, maar die een contra-indicatie hebben voor BCG of voor wie BCG niet beschikbaar is, als deze patiënten anders zouden zijn aangewezen op een radicale cystectomie (blaasverwijdering).

BCG-immunotherapie is bij niet-spierinvasief blaascarcinoom een gebruikelijke behandeling. BCG betekent Bacillus Calmette-Guérin. Het is een vaccin tegen tuberculose dat ook helpt tegen blaaskanker. Bij BCG-immunotherapie wordt een blaasspoeling gedaan met dit vaccin om in de blaas een afweerreactie (immunologische reactie) te veroorzaken die de kwaadaardige cellen uitschakelt.

Chemohyperthermie voldoet niet aan de stand van de wetenschap en praktijk als alternatief voor BCG-immunotherapie bij patiënten met niet-spierinvasieve blaaskanker die voor deze immunotherapie in aanmerking komen.

Ook bij patiënten met carcinoma in situ (CIS) voldoet CHT niet aan de stand van de wetenschap en praktijk. Het blijkt dat bij deze patiënten na CHT in de meeste gevallen een recidief (terugval) of progressie (verergering) naar spierinvasieve kanker optreedt, waardoor zij alsnog een radicale cystectomie moeten ondergaan.  

Procedure bij een standpunt

Alleen zorg die effectief is, mag onderdeel uitmaken van het basispakket. Dit is vastgelegd met de juridische term 'stand van de wetenschap en praktijk'. Vaak is zonder meer duidelijk of zorg effectief is en of die wel of niet aan dit wettelijk criterium voldoet, maar niet altijd. Als niet duidelijk is of zorg voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk, kan het Zorginstituut toetsen of die zorg in aanmerking komt voor vergoeding vanuit het basispakket. 

Om te bepalen of zorg aan de stand van de wetenschap en praktijk voldoet, volgt het Zorginstituut de principes van evidence based medicine. Dat is geneeskunde op basis van bewijs. Voor deze beoordelingsmethode wordt zorgvuldig gebruikgemaakt van het best beschikbare bewijsmateriaal. 

Na de beoordeling of zorg voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk brengt het Zorginstituut een standpunt uit. Een standpunt heeft gevolgen voor de basisverzekering. Als er sprake is van een positief standpunt, dan geeft het Zorginstituut aan op welk moment er is voldaan aan de stand van de wetenschap en praktijk. Dat is het moment waarop de zorg officieel tot het basispakket behoort en wordt vergoed. Als er sprake is van een negatief standpunt, wordt de zorg niet uit het basispakket vergoed.