Gehonoreerde subsidieaanvragen Veelbelovende zorg 2021
3 nieuwe onderzoeken naar veelbelovende zorg in Nederlandse ziekenhuizen ontvangen vanaf juli 2021 subsidie in het kader van de subsidieregeling Veelbelovende zorg. Zorginstituut Nederland voert de regeling uit en werkt hiervoor intensief samen met ZonMw, dat gezondheidsonderzoek financiert en het gebruik van de ontwikkelde kennis stimuleert. Het doel van de subsidieregeling is te zorgen dat patiënten sneller toegang kunnen krijgen tot potentieel veelbelovende zorg via opname in het basispakket.
Springplank naar het basispakket
De subsidieregeling Veelbelovende zorg fungeert als een springplank naar het basispakket voor veelbelovende zorg in Nederland. De regeling voorziet in een duidelijke vraag en vult een lacune in, want in de praktijk is het voor onderzoekers vaak lastig om voldoende geld bij elkaar te krijgen om de hoge zorgkosten aan patiënten tijdens het onderzoek te financieren. De subsidieregeling Veelbelovende zorg financiert zowel de zorg- als de onderzoekskosten. Op basis van het wetenschappelijk bewijs neemt het Zorginstituut aan het eind van het onderzoekstraject binnen 6 maanden een standpunt in of de onderzochte zorg voldoet aan ‘de stand van wetenschap en praktijk’ en daarmee verzekerde zorg is.
In 2020 kregen de eerste 5 onderzoeksprojecten van consortia van ziekenhuizen subsidie toegekend. In maart 2021 zijn 5 nieuwe aanvragen gehonoreerd. In juli 2021 zijn nog eens 3 aanvragen gehonoreerd. Welke dat zijn, leest u op deze pagina. Klik op de titels van de projecten voor meer informatie.
3 gehonoreerde projecten in juli 2021
In Nederland zijn er zo’n 100.000 patiënten met diabetes type 1. Bij diabetes type 1 maakt je alvleesklier te weinig van het hormoon insuline aan, waardoor je lichaam de bloedsuikers niet meer zelf onder controle krijgt. Om die waardes onder controle te krijgen, moet je als diabetespatiënt regelmatig je bloedglucose meten en als dat nodig is bijstellen door insuline te spuiten. Een deel van de mensen met diabetes type 1 bereikt geen goede glykemische controle, ondanks behandeling met insuline en gebruik van diabeteshulpmiddelen zoals Flash Glucose Monitoring (FGM) of Real Time Continue Glucose Monitoring (RTCGM). Hierdoor hebben patiënten een te lage (hypo), een te hoge (hyper) of sterk wisselende bloedglucosespiegels.
De kunstalvleesklier
De kunstalvleesklier kan voor deze patiënten een oplossing zijn. In het apparaat zitten 2 pompjes met hormonen. Een pompje met insuline en eentje met glucagon. Dat wordt naar behoefte in hele kleine beetjes toegediend via slangetjes die met een klein naaldje in het lichaam zitten. Het apparaat neemt daarmee als het ware de functie van de alvleesklier over en doet dat volautomatisch.
Om de effectiviteit en kosteneffectiviteit van deze behandeling aan te tonen, ontvangt het UMC Utrecht € 9,7 miljoen via de subsidieregeling Veelbelovende zorg van Zorginstituut Nederland en ZonMw. In het onderzoek wordt getest of de kunstalvleesklier zorgt voor een verbetering van de bloedglucosewaarden bij patiënten bij wie hun diabetes onvoldoende is gereguleerd, ondanks behandeling met insuline en hulpmiddelen. Als dit onderzoek positieve resultaten oplevert, dan kan dit er toe leiden dat de kunstalvleesklier vergoed gaat worden binnen het basispakket. Het Zorginstituut doet hierover na afloop van de studie een uitspraak.
Hoe werkt de kunstalvleesklier?
De bihormonale kunstalvleesklier is een apparaat dat volledig automatisch de bloedglucosespiegel in diabetespatiënten reguleert. Dit doet het apparaat door insuline of glucagon toe te dienen. In het onderzoek wordt de kunstalvleesklier vergeleken met het voortzetten van behandeling met een insulinepen of –pomp in combinatie met FGM of RTCGM. Aan het onderzoek nemen 240 volwassen patiënten met type 1 diabetes deel. Het gaat om de patiënten bij wie het niet gelukt is de behandeldoel(en) te halen, ondanks behandeling met insuline en FGM of RTCGM. Dit betekent dat hun bloedglucose minder dan 70% van de tijd binnen het doelbereik van 3,9 en 10 mmol/L zit, of meer dan 4% van de tijd onder 3,9 mmol/L. De helft van deze patiënten wordt behandeld met de kunstalvleesklier en de andere helft blijft de standaard diabetesbehandeling volgen. De aanname is dat het percentage van de tijd met een bloedglucose binnen het doelbereik (tussen 3,9 en 10,0 mmol/L) hoger is met de kunstalvleesklier in vergelijking met standaard diabeteszorg. De verwachting is dat de kunstalvleesklier op lange termijn minder kans geeft op complicaties van diabetes en dat de behandeling mede daardoor kosteneffectief is. Ook wordt gekeken naar HbA1c-waarden in het bloed en de bijwerkingen van glucagon.
Daarnaast wordt de tevredenheid en perceptie met betrekking tot de kunstalvleesklier onderzocht en wordt gekeken naar de kwaliteit van leven. “Hoewel deze behandeling zeer veelbelovend is, kiest niet iedere patiënt die hier in de toekomst voor in aanmerking komt, voor deze behandeling. De kunstalvleesklier is een apparaat dat je 24 uur per dag bij je draagt en niet tussendoor af kan doen. Sommige patiënten willen niet volledig afhankelijk zijn van de techniek in zo’n apparaat. Ze kiezen daarom toch voor de standaard diabeteszorg,” aldus Harold de Valk, projectleider en internist-endocrinoloog bij de afdeling Diabetologie/endocrinologie UMC Utrecht.
Lees meer over dit onderzoek op de pagina Veelbelovende zorg - Bi-hormonale artificiële pancreas bij volwassen patiënten met diabetes type 1.
Met een subsidie van € 6,7 miljoen doen onder leiding van het UMC Utrecht 14 orthopedische afdelingen van ziekenhuizen onderzoek naar de (kosten)effectiviteit van kniedistractie. Kniedistractie is een nieuwe, veelbelovende behandeling voor patiënten onder de 65 jaar met chronische, pijnlijke knie-artrose. Het gaat om de groep patiënten die niet reageren op conservatieve behandeling, zoals oefentherapie en pijnstillers. Deze mensen zouden anders in aanmerking komen voor een knieprothese (nieuwe knie). De financiering komt via de subsidieregeling Veelbelovende zorg van Zorginstituut Nederland en ZonMw. Waar deze behandeling middels kniedistractie nu staat is het resultaat van een lang lopende onderzoekslijn binnen het UMC Utrecht, onder andere met subsidie vanuit ZonMw, ReumaNederland en Vrienden UMC Utrecht. Het eerdere kleinschalige klinische onderzoek en de recente toetsing hiervan door het Zorginstituut wees uit dat de behandeling met kniedistractie voor patiënten jonger dan 65 jaar een veelbelovende interventie is, maar op dit moment nog onvoldoende onderbouwd om tot vergoede zorg te behoren. “Aangezien er geen grote bedrijven achter deze onderzoeken zitten was de vraag hoe nu verder? Zonder vergoeding uit het basispakket sterft zo’n behandeling een stille dood. Met de subsidie kunnen we nu gedegen onderzoek doen en aantonen dat de toepassing van kniedistractie voor de aangewezen doelgroep echt tot goede zorg behoort,” aldus onderzoeksleider, epidemioloog en health technology assessment-onderzoeker Paco Welsing.
Knie-artrose is de meest voorkomende en een invaliderende vorm van artrose, en gaat gepaard met pijn en bewegingsbeperkingen en verminderde kwaliteit van leven. Een knieprothese is uiteindelijk vaak de enige effectieve behandeling voor patiënten met ernstige knieartrose. Een knieprothese leidt bij een groot deel van de patiënten tot afname van de pijn, verbetering van de functie en een toename in de kwaliteit van leven. Echter, wanneer een knieprothese op jonge leeftijd (onder de 65 jaar, ~10.000/jaar in Nederland) wordt geplaatst, dan is op latere leeftijd vaak een zogenaamde revisiebehandeling nodig. Deze revisieoperaties zijn complex, minder effectief en gaan gepaard met hoge kosten. De verwachting is dat wanneer we patiënten met een kniedistractie behandelen, we het plaatsten van een knieprothese langdurig kunnen uitstellen. Een uitstel tot een leeftijd waarop de knieprothese waarschijnlijk wel levenslang meegaat en er dus geen revisieoperatie meer nodig is. Deze behandeling zou daarmee op de langere termijn veel ziektelast kunnen voorkomen voor patiënten.
Veelbelovende zorg voor groep jonge patiënten onder 65 jaar met knie-artrose
1200 patiënten onder de 65 jaar gaan in 2 jaar tijd meedoen aan een gerandomiseerd klinisch onderzoek naar deze nieuwe, veelbelovende behandeling. Daarna worden deze patiënten nog 2 jaar gevolgd. In het onderzoek wordt kniedistractie vergeleken met de gebruikelijke behandeling, namelijk een knieprothese voor wat betreft de effecten op middellange termijn. De studiedeelnemers wordt gevraagd naar pijn, stijfheid en functioneren, maar ook naar hun kwaliteit van leven. Naast de effectiviteit op de middellange termijn (is deze niet relevant slechter dan wanneer de patiënt een knieprothese krijgt?), zijn langetermijngegevens (hoe lang wordt de knieprothese uitgesteld? van groot belang voor het bepalen van de effectiviteit van deze behandeling. Ook wordt onderzocht of een revisie-operatie inderdaad minder vaak nodig is. Om dit te kunnen onderzoeken wordt er gekeken naar een grote groep patiënten onder de 65 jaar die in het verleden een knieprothese kregen of een kniedistractie ondergingen. Welk deel van de patiënten heeft 5 en 10 jaar na kniedistractie nog steeds zijn/haar eigen knie? Hoelang heeft behandeling middels kniedistractie de plaatsing van een knieprothese kunnen uitstellen? Vervolgens worden beide groepen (kniedistractie en knieprothese) vergeleken op hoe vaak een revisie-operatie plaatsvindt, en hoeveel tijd er tussen de eerste operatie en deze revisieoperatie zit. Op basis van de kleinschalige eerdere studies lijkt de verbetering van klachten na kniedistractie iets minder dan na een knieprothese, maar wel voldoende om langere tijd geen knieprothese nodig te hebben. Daarbij is de kans dus groot dat een revisiebehandeling niet nodig is en de negatieve effecten daarvan voorkomen worden op de lange termijn. “Met al die informatie samen uit dit grote onderzoek krijgen we een goed beeld wat de effecten zijn op gebied van kwaliteit van leven van patiënten en wat dit voor de kosten van de behandeling van deze ziekte betekent. Hoeveel revisieoperaties kunnen we voorkomen? En kunnen we door kniedistractie het plaatsen van een knieprothese in een deel van de patiënten helemaal voorkomen?”, zegt onderzoekleider Welsing.
Wat is kniedistractie?
Bij kniedistractie worden de gewrichtsvlakken van de knie met behulp van een frame om de knie (externe fixateur) voor een periode van 6 weken op 5 millimeter afstand van elkaar gehouden. De hypothese is dat het tijdelijk ontlasten van het kniegewricht resulteert in herstel van kraakbeen. Wat vervolgens zorgt voor vermindering van pijn en verbetering van functie. De verwachting is dat deze positieve effecten jarenlang kunnen aanhouden. Hierdoor kan het plaatsen van een knieprothese worden uitgesteld.
Zonder subsidie komt een behandeling als kniedistractie niet van de grond
Zonder subsidie zou een onderzoek als dit niet van de grond zijn gekomen, denkt Welsing. “Voor het uitvoeren van klinische trials is veel geld nodig. Een groot deel van de subsidie gaat naar zorgkosten (de vergoeding van de kniedistractie zelf). Het andere deel is nodig voor de uitvoering van het onderzoek naar de effectiviteit en kosteneffectiviteit. Zo kunnen we gegevens verzamelen waarmee het Zorginstituut kan beoordelen of deze behandeling effectief is. We kunnen nu met een team dat bestaat uit verschillende partners met ieder hun eigen expertise, dit onderzoek doen. Daardoor kunnen we de trial goed uitvoeren en de data op een juiste manier analyseren. Ook hebben we expertise aan boord om de levenslange effecten te kunnen simuleren.” Wanneer de studieresultaten positief zijn op de middellange termijn en lange termijn, dan zou dat ertoe kunnen leiden dat kniedistractie voor patiënten onder de 65 jaar met chronische, pijnlijke knie-artrose, uit het basispakket vergoed gaat worden. Het gaat hierbij dan om patiënten die niet reageren op conservatieve behandeling, zoals oefentherapie en pijnstillers. Het Zorginstituut doet hierover na afloop van de studie een uitspraak.
Lees meer over dit onderzoek op de pagina Veelbelovende zorg - Kniedistractie bij volwassen patiënten jonger dan 65 jaar met end-stage knieartrose en een indicatie voor een knieprothese.
Bij veel patiënten met slokdarmkanker keert de ziekte weer terug na een proces van chemokuren, bestralingen en operaties. Dat kan beter, denkt een team van artsen van onder meer het Amsterdam UMC. “Slokdarmkanker is een ziekte met een slechte overlevingskans, omdat de ziekte na de behandeling en operatie bij ongeveer de helft van de patiënten terugkeert,” vertelt Hanneke van Laarhoven, internist-oncoloog en hoofd van de afdeling Medische Oncologie in het Amsterdam UMC. Die helft van de patiënten overleeft de terugkeer van de ziekte vaak niet. Er wordt daarom gezocht naar een effectievere behandeling van slokdarmkanker. “We willen kijken of we de overleving voor een groep patiënten beter kunnen maken met een meer persoonsgerichte therapie.” Die therapie richt zich op het blokkeren van de zogenaamde HER2-receptor. “Die receptor is een soort antenne op een cel, die een signaal uitzendt dat de tumor vertelt dat hij mag groeien. Als we dat signaal blokkeren, verbetert dat mogelijk de overlevingskans voor deze groep.” De HER2-receptor is bij ongeveer 15% van de patiënten met slokdarmkanker aanwezig. De studie richt zich dus op het verbeteren van de overlevingskans voor deze groep patiënten.
Trastuzumab en pertuzumab
De medicijnen trastuzumab en pertuzumab zijn in staat het signaal dat de HER2-receptor uitzendt te blokkeren. “We willen trastuzumab en pertuzumab toevoegen aan de standaard CROSS-behandeling, die bestaat uit chemotherapie, bestraling en een operatie,” vertelt Van Laarhoven. De onderzoeksgroep hoopt op een positief resultaat. “In het laboratorium werkt deze behandeling erg goed, maar we weten niet zeker of het in de praktijk net zo goed uitpakt. Dat gaan we in dit project onderzoeken. We verwachten veel, namelijk een verbetering van een 3-jaarsoverlevingskans met 14%. Dat is veel, maar we willen echt dat deze behandeling een belangrijk resultaat geeft. De toevoeging van trastuzumab en pertuzumab maakt de behandeling een stuk duurder en voor de patiënt intensiever, dus daar moet iets tegenover staan.” Een eerdere, kleine fase-2-studie die door dezelfde onderzoeksgroep is uitgevoerd, liet een verbetering van de 3-jaarsoverleving zien van 17%. De onderzoeksgroep vindt de schatting van 14% daardoor haalbaar.
Bewezen effectiviteit bij andere vormen van kanker
Trastuzumab en pertuzumab zijn al bewezen effectief bij andere vormen van kanker, waarbij ook sprake is van aanwezigheid van de HER2-receptor. Maar dat wil niet per se zeggen dat de behandeling ook bij slokdarmkanker werkt. Op verschillende plekken in het lichaam verschillen bijvoorbeeld de afweermechanismen die een tumor kan inzetten tegen de behandeling. Ook de mate waarin de receptor aanwezig is, verschilt - zelfs van cel tot cel. De manier waarop de receptor tot uiting komt, kan effect hebben op het succes van de behandeling. Wat dat effect bij slokdarmkanker is, gaat nu met behulp van de subsidieregeling Veelbelovende zorg worden onderzocht.
"Zonder subsidie hadden we de financiering niet rond gekregen"
“Zonder de subsidieregeling was deze hele studie onmogelijk geweest,” zegt Van Laarhoven. “Vooral het medicijn pertuzumab is heel duur. Trastuzumab en pertuzumab zijn geen standaardmedicatie voor deze vorm van kanker, dus worden niet door de verzekeraar betaald. Zonder subsidie hadden we de financiering niet rond gekregen.” Naast de medicijnkosten komen er nog extra kosten bij kijken, namelijk de kosten voor het bepalen van de aanwezigheid van de HER2-receptor. “Dat is op zich niet duur, maar we moeten wel veel meer mensen met slokdarmkanker testen dan gebruikelijk. Alleen zo komen we aan genoeg deelnemers voor het onderzoek.” 376 patiënten doen mee aan het onderzoek en er moeten 7 keer zoveel mensen worden getest, omdat de HER2-receptor bij maar 15% van de patiënten met slokdarmkanker aanwezig is. De studiedeelnemers worden gerandomiseerd, oftewel door loting verdeeld. De ene helft krijgt de standaardbehandeling en de andere helft krijgt de standaardbehandeling met daarbovenop de experimentele behandeling.
Goede verwachting voor QALY's en kosteneffectiviteit
Naast de positieve resultaten met betrekking tot de overlevingskans, verwacht Van Laarhoven dat de kosteneffectiviteit van de behandeling van slokdarmkanker gunstiger gaat zijn. Over niet al te lange tijd gaat pertuzumab uit patent, waardoor het medicijn waarschijnlijk een stuk goedkoper wordt. De kwaliteit van leven van de patiënten die deze behandeling succesvol ondergaan, zal naar verwachting ten minste gelijk blijven. De verwachting voor de QALY’s (gewonnen levensjaren van goede kwaliteit) is daarom erg goed. “Het onderzoek is ongelofelijk belangrijk,” zegt Van Laarhoven hoopvol, “omdat als de nieuwe behandeling werkt de overleving van deze groep patiënten naar verwachting substantieel gaat verbeteren, met behoud van kwaliteit van leven. Als je dat in euro’s uitrekent, springt deze behandeling ruimschoots door alle hoepels heen. We spreken voor deze groep echt over genezing. En wie weet: als onze verwachtingen blijken te kloppen, geeft dit onderzoek misschien inspiratie om hetzelfde te doen bij nog weer andere HER2-positieve vormen van kanker.”
Lees meer over dit onderzoek op de pagina Veelbelovende zorg - Toevoeging van trastuzumab en pertuzumab aan neoadjuvante chemoradiatie bij patiënten met slokdarmkanker.
5 gehonoreerde projecten in maart 2021
Met een subsidie van € 2,8 miljoen gaan meerdere ziekenhuizen en GGZ-instellingen onder leiding van Amsterdam UMC onderzoek doen naar een nieuwe, veelbelovende behandeling van therapieresistente dwangstoornissen. De financiering komt via de subsidieregeling Veelbelovende zorg van Zorginstituut Nederland en ZonMw. “Dit zie ik als een enorme katalysator”, aldus onderzoeksleider en hoogleraar neuropsychiatrie Odile van den Heuvel.
Therapieresistente dwangstoornis
Een dwangstoornis kan iemands leven, en dat van zijn naasten, behoorlijk beperken. In Nederland lijden minstens 100.000 mensen aan een obsessieve-compulsieve stoornis (OCD). Die kenmerkt zich door verstorende dwanggedachten en tijdrovende dwanghandelingen die dusdanig ontregelend kunnen zijn dat iemand een hoge lijdensdruk ervaart, vaak niet kan werken of studeren en sociaal geïsoleerd raakt. Ruwweg de helft van alle mensen met een dwangstoornis is met de bestaande zorg (cognitieve gedragstherapie en/of medicatie) niet of niet langdurig te genezen. Voor hen is er eigenlijk geen goed alternatief. De meest vergaande behandeling - hersenchirurgie of diepe hersenstimulatie – is alleen voor de meest extreme gevallen een optie.
Veelbelovende zorg voor ‘groep die steeds terugvalt’
De komende jaren doen 250 patiënten mee aan het gesubsidieerde onderzoek naar een nieuwe, veelbelovende behandeling voor OCD. De veelbelovende behandeling waar het om draait, heet 'repetitieve transcraniële magnetische stimulatie', ofwel rTMS. “We denken de groep die onvoldoende baat heeft bij cognitieve gedragstherapie beter te kunnen helpen”, zegt onderzoeksleider Van den Heuvel. “Met behulp van een magnetisch veld wekken we een elektrische stroom op in de hersenen. Daarmee kunnen we het hersenencircuit stimuleren dat verantwoordelijk is voor controle op emoties en gedrag. We gaan als het ware de hersenen in optimale toestand brengen om de effecten van cognitieve gedragstherapie te vergroten.” Patiënten zullen de rTMS-behandeling minimaal 5 weken en maximaal 7 weken 4 keer per week ondergaan. Op elke sessie volgt cognitieve gedragstherapie.
Katalysator voor langdurige samenwerking
Zonder de subsidieverlening zou deze studie niet van de grond zijn gekomen, denkt Van den Heuvel. Wanneer uit de studieresultaten blijkt dat rTMS effectief is voor de groep patiënten voor wie nu niets anders helpt, komt de behandeling in de basisverzekering terecht. “De subsidieverlening stelt ons als OCD-klinieken bovendien ook in staat écht tot een landelijke samenwerking te komen. Dit zie ik als een enorme katalysator, niet alleen voor dit onderzoek maar ook voor een langdurige samenwerking waar nog veel uit kan voortkomen.”
Met ongeveer 1.100 Nederlanders per jaar die de diagnose krijgen, is het glioblastoom, een kwaadaardige hersentumor, een relatief zeldzame vorm van kanker. Maar wel een met een enorme impact voor patiënten en hun naasten. “Het glioblastoom kent doorgaans de slechtste vooruitzichten: bij optimale behandeling is de gemiddelde levensduur tot 2 jaar na de diagnose”, zegt neurochirurg Mark ter Laan van het Radboudumc. De standaardbehandeling om iemand nog zo veel mogelijk tijd en kwaliteit van leven te bieden, bestaat uit een operatie, gevolgd door bestraling en chemotherapie. Bij ongeveer 300 patiënten per jaar is een operatie niet mogelijk, waardoor alleen bestraling en chemotherapie overblijft en de levensduur daalt tot tussen de 5 en 9 maanden.
MRI-geleide lasergeïnduceerde thermotherapie (Laser-induced thermal therapy - LITT) kan voor deze inoperabele patiënten hun levensduur verlengen. Om de effectiviteit en kosteneffectiviteit van deze behandeling aan te tonen, ontvangt het Radboudumc € 4,3 miljoen via de subsidieregeling Veelbelovende zorg van Zorginstituut Nederland en ZonMw. “We hopen dat we de overleving van deze patiënten kunnen verbeteren, zodat die in duur en kwaliteit vergelijkbaar is met die van de mensen die een operatie kunnen ondergaan. In beide gevallen komt de tumor altijd terug, maar ik citeer de patiëntenvereniging Hersenletsel.nl als ik zeg: elke maand extra overleving is winst.”
Goede zorg sneller beschikbaar
Bij LITT wordt door middel van neuronavigatie het tumorweefsel via een laserfiber verhit terwijl een patiënt in de MRI-scanner ligt, waardoor deze zoveel mogelijk wordt vernietigd. De behandeling is eenmalig en duurt inclusief narcose en de biopsie 3 à 4 uur. Enkele weken later start de standaardtherapie van bestraling en chemotherapie. LITT kost ongeveer € 20.000 per patiënt. “Omdat het om een relatief kleine groep patiënten gaat, hadden we zonder de subsidieregeling Veelbelovende zorg de kosten van de zorg niet kunnen financieren. Bij zeldzame ziektes is het heel moeilijk om geld voor onderzoek te krijgen. Het sterke vind ik dat de subsidieverlening samenhangt met opname van de zorg in het basispakket als we de effectiviteit weten aan te tonen. Goede zorg komt daarmee sneller beschikbaar. Maar ook als we erachter komen dat deze behandeling voor deze patiënten niets bijdraagt, is er wat mij betreft toch sprake van vooruitgang. Wanneer het niet effectief blijkt voorkom je ermee dat deze zorg alsnog in Nederland wordt aangeboden. Als artsen hebben we een gedeelde maatschappelijke verantwoordelijkheid dat zorgkosten niet de pan uitrijzen.”
Expertisecentra van hersentumoren
De behandelingen van patiënten die aan het onderzoek meedoen, zullen vanaf 2022 starten bij het Radboudumc en het UMC Utrecht, allebei expertisecentra op het gebied van hersentumoren. In het kader van een voorbereidende studie wordt de behandeling nu al in het Radboudumc uitgevoerd. Verder hebben meerdere ziekenhuizen hun interesse getoond om aan het onderzoek mee te werken. De Landelijke Werkgroep Neuro-Oncologie en de patiëntenvereniging Hersenletsel.nl zijn nauw betrokken.
- Lees meer over dit onderzoek op de pagina Veelbelovende zorg - MRI-geleide laser geïnduceerde thermotherapie (LITT) bij patiënten met een glioblastoom.
“We hopen al dit jaar volledig up and running te zijn”, zegt internist-oncoloog en onderzoeker Kees Punt van het UMC Utrecht. Met up and running doelt hij op ‘CAIRO7’, een onderzoek naar een veelbelovende behandeling voor oudere of kwetsbare patiënten met darmkanker en uitzaaiingen in de lever. Deze studie wordt gefinancierd met een subsidie van € 6,4 miljoen via de subsidieregeling Veelbelovende zorg van Zorginstituut Nederland en ZonMw. “Ik denk dat de kans reëel is dat deze studie niet was gelukt zonder het bestaan van de subsidieregeling Veelbelovende zorg.”
Radioembolisatie
“Ons onderzoek richt zich voornamelijk op patiënten ouder dan 65 jaar, voor wie een uitgebreide operatie of intensieve chemotherapie niet zinvol of te belastend is. De standaardbehandeling voor deze patiënten is nu een relatief milde chemotherapiekuur. Die kan nog bijwerkingen geven en bovendien moeten ze er elke 3 weken voor naar het ziekenhuis komen. Met ons onderzoek willen we de effectiviteit vaststellen van een eenmalige behandeling met radioembolisatie: radioactieve bolletjes worden via een katheter in de lever gebracht om tumoren te vernietigen. Het is hierbij mogelijk om een precisiedosering toe te dienen, en de bijwerkingen zijn gering.”
‘Dit onderzoek is zeer relevant voor de praktijk’
In totaal zullen 220 patiënten aan het onderzoek onder regie van het UMC Utrecht meedoen, waarvan de helft de standaardbehandeling zal krijgen. “Er zijn geen behandelingen die genezen, maar wat we verwachten van radioembolisatie is een minstens zo goed effect op de levensduur maar met een betere kwaliteit van leven. Dit onderzoek is zeer relevant voor de praktijk, want darmkanker is een van de meest voorkomende vormen van kanker in Nederland, waarbij de meeste patiënten ouder zijn dan 65 jaar.”
Grootschalige samenwerking van ziekenhuizen
Het UMC Utrecht slaat voor het onderzoek de handen ineen met meer dan 35 andere ziekenhuizen, waaronder alle academische ziekenhuizen en het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis. Punt: “Deze grootschalige samenwerking is nodig, zeker ook met de streekziekenhuizen. Die behandelen het gros van alle darmkankerpatiënten in Nederland. Uiteindelijk hopen we dat de techniek die wij nu gaan onderzoeken tot de standaardbehandeling in de ziekenhuizen zal gaan behoren voor deze categorie patiënten. Want als het effectief blijkt, wordt de zorg aan het einde van dit traject door het Zorginstituut tot de basisverzekering toegelaten.”
Punt is als bevlogen onderzoeker blij met de mogelijkheid om via de subsidieregeling Veelbelovende zorg ook de kosten van zorg aan patiënten vergoed te krijgen tijdens onderzoek naar de werking van innovatieve behandelingen. “Dit is bij de meeste subsidies niet het geval. Ik denk dat de kans reëel is dat deze studie niet was gelukt zonder het bestaan van de subsidieregeling Veelbelovende zorg.”
Jaarlijks worden ongeveer 80.000 Nederlanders opgenomen op de intensive care (IC). Zo’n 40.000 van hen hebben een verhoogd risico om langdurig fysieke, mentale en cognitieve klachten over te houden als gevolg van de ziekte waarvoor zij zijn opgenomen op de IC. Klachten die maanden tot jaren kunnen aanhouden, en ertoe kunnen leiden dat iemand niet meer kan werken en financiële problemen krijgt. Het Radboudumc, Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, Jeroen Bosch Ziekenhuis, Rijnstate en Bernhoven starten in 2021 een groot onderzoek naar de effectiviteit en kosteneffectiviteit van gestructureerde, persoonsgerichte nazorg voor deze groep patiënten. De wetenschappelijke studie, waaraan 1.540 IC-patiënten gaan meedoen, is mogelijk met een financiering van 1,6 miljoen via de subsidieregeling Veelbelovende zorg van Zorginstituut Nederland en ZonMw.
Langdurige klachten
Vermoeidheid, spierzwakte, geheugen- en concentratieproblemen, angstklachten: ongeveer de helft van de patiënten die op de IC terecht komt, houdt langdurige klachten over aan de ziekte waarvoor zij zijn opgenomen op de IC. “Het risico heeft minder met ligduur en iemands leeftijd te maken, maar veel meer met iemands algehele mentale en fysieke gesteldheid voor opname”, aldus senior-onderzoeker Mark van den Boogaard van het Radboudumc. “IC-artsen zien dit probleem al jaren en zijn er net als de patiëntenvereniging (FCIC) van overtuigd dat gestructureerde, multidisciplinaire en persoonsgerichte nazorg werkt. De wetenschappelijke evidence ontbreekt echter tot dusverre,” vertelt senior-onderzoeker Marieke Zegers, samen met Van den Boogaard trekker van het onderzoek. Omdat de zorg nu niet wordt vergoed, is er volgens Van den Boogaard een beperkt aantal ziekenhuizen waar nazorg nu wordt aangeboden.
Persoonsgericht behandelplan
Gedurende het onderzoek stellen zorgverleners samen met voormalig IC-patiënten en aan de hand van vragenlijsten over de gezondheidsproblemen die iemand ervaart, een persoonsgericht behandelplan op. Hierbij worden ook gespecialiseerde zorgverleners ingeschakeld, zoals bijvoorbeeld een longarts, revalidatiearts, geriater, fysiotherapeut, psycholoog, diëtist of maatschappelijk werker. Het behandelplan wordt gecoördineerd door de huisarts.
‘Dit onderzoek gaat IC-wereld op z’n kop zetten’
IC-artsen en patiënten kijken volgens de senior-onderzoeker ‘reikhalzend’ uit naar de resultaten van het onderzoek naar deze aanpak, ook al worden de eerste wetenschappelijke opbrengsten niet eerder dan 2024 verwacht. Als de effectiviteit overtuigend wordt aangetoond, kan gestructureerde, persoonsgerichte nazorg voor de betreffende groep patiënten, snel in de basisverzekering worden opgenomen. “Dit onderzoek gaat de IC-wereld op z’n kop zetten”, weet Van den Boogaard met zekerheid. “We gaan het bewijs leveren dat kwetsbare patiënten met gestructureerde, persoonsgerichte nazorg eerder en beter herstellen van de gevolgen van een IC-opname. Zodat deze groep patiënten zich ook niet langer onbegrepen hoeft te voelen.”
De standaardtest die in Nederland bij baby’s en kinderen wordt gedaan om erachter te komen of ze een koemelkallergie hebben, is de provocatietest. Die duurt 2 dagen en vindt plaats in het ziekenhuis, waarbij het kind (fles)voeding krijgt waaraan steeds een beetje meer melkpoeder met koemelkeiwit wordt toegevoegd. De test is vermoedelijk bij weinig kinderen en hun ouders populair, niet alleen vanwege de tijdsduur, maar vooral vanwege onderliggende spanning: wanneer volgt er een allergische reactie? Kan zo’n diagnosestelling niet patiëntvriendelijker? Het antwoord daarop is zeer vermoedelijk ja, via de Basofiele Activatie Test (BAT).
Een klein beetje bloed is genoeg
Deze test houdt de belofte in dat afname van slechts een kleine hoeveelheid bloed voldoende is om een koemelkallergie op te sporen. Met € 713.203 subsidie van Zorginstituut Nederland en ZonMw start in 2021 een studie die moet aantonen dat de BAT even effectief is als de voedselprovocatietest. Terwijl nu al vaststaat dat het patiëntvriendelijker is. “En bovendien goedkoper,” zegt klinisch chemicus Janneke Ruinemans, die vanuit het Rijnstate ziekenhuis het onderzoek gaat leiden. Staat straks vast dat de diagnose hiermee betrouwbaar gesteld kan worden, dan kan de BAT via de basisverzekering worden vergoed bij het testen van kinderen op koemelkallergie.
Ernstige koemelkallergie
In Nederland worden elk jaar zo’n 1.000 baby’s en jonge kinderen getest op een ernstige koemelkallergie, die bij ongeveer de helft van hen wordt vastgesteld. Krijgen zij koemelk binnen, dan kunnen ze binnen een half uur last krijgen van huiduitslag, vochtophoping, braken en diarree.
‘Oude’ test, nieuwe mogelijkheden
Als laboratoriumtest is de BAT inmiddels al zo’n 25 jaar oud, maar met name de afgelopen jaren wordt steeds meer onderzoek gedaan naar hoe effectief de BAT is als allergietest. Ruinemans: “In het Rijnstate hebben we eerder al bij een kleine groep kinderen onderzocht of deze test effectief is bij het opsporen van een koemelkallergie. Dat bleek inderdaad het geval.” De reden waarom de BAT niet al eerder is onderzocht op zijn klinisch nut bij het opsporen van koemelkallergie, is het ontbreken van subsidiemogelijkheden om een dergelijk groot onderzoek naar een diagnostische test te kunnen opzetten.
700 kinderen, 17 ziekenhuizen
Dankzij de toekenning via de subsidieregeling Veelbelovende zorg, lukt het nu om op landelijke schaal te onderzoeken of de BAT even effectief en veilig is als de standaardtest, waardoor deze eenvoudige test verzekerde zorg kan worden bij het stellen van de diagnose koemelkallergie. In totaal doen 17 ziekenhuizen mee aan het onderzoek naar de BAT en zal de patiëntengroep die eraan meedoet, bestaan uit 700 kinderen tussen de 0 en 12 jaar. Ook verschillende artsenverenigingen en twee patiëntenorganisaties zijn nauw bij het onderzoek betrokken: de Stichting Voedselallergie en het Nederlands Anafylaxis Netwerk. “Een paar jaar geleden deed ik mijn verhaal over de BAT als alternatief voor de voedselprovocatietest al aan een zaal met patiëntenvertegenwoordigers. ‘Hoe snel is-ie er?’ was toen de meest gehoorde reactie.”
- Lees meer over dit onderzoek op de pagina Veelbelovende zorg - Basofiele Activatie Test (BAT) bij kinderen met mogelijke IgE gemedieerde koemelkallergie.