Zinnige Zorg - Cochrane-rapport Klinisch nut van diagnostische tests bij verdenking op OSA

In opdracht van het Zorginstituut heeft Cochrane Nederland gekeken naar de aanbevelingen en onderbouwing in nationale en internationale richtlijnen en vervolgens een eigen systematische review uitgevoerd naar het klinisch nut van diagnostische tests bij verdenking op OSA. Het onderzoek maakt deel uit van de verdiepingsfase 'Slaapapneu', een onderdeel van het programma Zinnige Zorg van het Zorginstituut.

Het gaat bij het klinisch nut om de effectiviteit van de test-plus-behandel-strategie op basis van een vergelijkend onderzoek tussen de gebruikelijke en de voorgestelde test-plus-behandel-strategie. Een diagnose OSA wordt gesteld op basis van aanwezigheid van OSA-geassocieerde klachten (bijvoorbeeld slaperigheid overdag) en aanwezigheid van frequente ademstops tijdens slaap. Ademstops kunnen worden gemeten met een:

  • type 1 test (klinische polysomnografie);
  • type 2 test (thuis polysomnografie);
  • type 3 test (aangepaste draagbare test met minimaal 4 kanalen, met ventilatie of luchtstroom); of
  • type 4 test (1 of 2 kanalen, afgeleide van ademstops).

De polysomnografie is de meest uitgebreide slaapregistratietest, omdat deze ook hersenactiviteit registreert. Alle tests zijn meegenomen in de analyses. Aanvullend is gekeken naar het klinisch nut van slaapendoscopieën en longfunctieonderzoek, nadat een diagnose OSA is gesteld.

Resultaten onderzoek

De belangrijkste bevinding uit de systematische review is, dat een type 3 test (eenvoudiger, minder kanalen en kan thuis plaatsvinden) net zo klinisch nuttig is als een type 1 test (meerdere kanalen, vindt nog regelmatig plaats in het ziekenhuis met overnachting). Uit de systematische review blijkt verder, dat er vooralsnog geen bewijs van voldoende kwaliteit is voor het klinisch nut van de inzet van diagnostische tests van type 4. Over type 2-polysomnografie en vragenlijsten (STOP-BANG, ESS) werden geen studies naar het klinisch nut geïdentificeerd. Wel blijkt uit studies naar de diagnostische accuratesse, dat beide vragenlijsten op zichzelf onvoldoende geschikt zijn om een diagnose OSA te kunnen stellen. Ten slotte ontbreekt het aan studies naar het klinisch nut van risicostratificatie (triage), bijvoorbeeld met vragenlijsten of simpele registraties, voorafgaand aan de inzet van een polysomnografie of polygrafie (trapsgewijze diagnostiek). Verder blijkt, dat we nog niet weten of slaapendoscopieën klinisch nuttig zijn bij patiënten met een diagnose OSA, waarbij een behandeling (meestal een operatie) wordt overwogen. Er is geen wetenschappelijke onderbouwing voor de aanname dat deze test klinisch nuttig is. Er is ook geen bewijs voor het tegendeel. Hetzelfde geldt voor longfunctieonderzoek.

Zinnige Zorg-project ‘Slaapapneu’

In het Zinnige Zorg-project ‘Slaapapneu’ onderzoekt en onderbouwt het Zorginstituut samen met betrokken partijen waar mogelijkheden zijn voor verbeteringen in het zorgtraject van mensen met slaapapneu.

De volgende onderzoeken maken deel uit van dit Zinnige Zorg-project:

  1. Effectiviteit van behandeling asymptomatische OSA bij comorbiditeit.
  2. Klinisch nut van diagnostische tests bij verdenking op OSA.
  3. Effectieve meerwaarde van eHealth-interventies bij OSA-behandeling.