Veelgestelde vragen over verzekerde zorg in tijden van COVID-19
Zorginstituut Nederland heeft tijdens de coronapandemie verschillende vragen ontvangen over verzekerde zorg in deze bijzondere situatie. De vragen en antwoorden zijn verzameld op deze pagina. De pagina wordt geactualiseerd zodra er nieuwe vragen gesteld en beantwoord zijn.
Herstelzorg na corona
Mensen die COVID-19 hebben gehad en daar langdurig klachten en beperkingen aan overhouden, kunnen in aanmerking komen voor paramedische herstelzorg. Deze herstelzorg wordt tot 1 augustus 2021 onder voorwaarden vergoed uit het basispakket.
Op de pagina 'Paramedische herstelzorg na COVID-19' wordt uitleg gegeven over wat deze herstelzorg inhoudt. Wie voor herstelzorg in aanmerking komt. En wat de voorwaarden zijn om de zorg te kunnen ontvangen.
Vraag en antwoord: verzekerde zorg ten tijde van COVID-19
Vragen over geneeskundige zorg
Antwoord: Als er een medische of sociale noodzaak is om over te gaan tot een poliklinische bevalling, geldt geen eigen risico. Dat is ook zo in het geval van vastgestelde coronarisico’s. Wil je meer weten over de vergoedingen uit het basispakket voor verloskundige zorg? Bekijk dan onze verzekerde zorgpagina over verloskundige zorg.
Antwoord: Saturatiemeters zijn in de vrije verkoop verkrijgbaar en kosten tussen de 25 en 50 euro. Ze kunnen niet separaat gedeclareerd worden, maar wel (op instellingskosten) worden gebruikt binnen de diagnose-behandelcombinatie (DBC).
Antwoord: Dit is niet mogelijk, omdat er geen landelijke consensus is over dit voorgestelde beleid.
Antwoord: Dit is al mogelijk binnen de huidige vergoedingsafspraken. In het vergoedingenoverzicht van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) is hierover meer informatie te vinden.
Antwoord: Voor een antwoord op deze vraag is gekeken naar de landelijke behandelrichtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB). Tocilizumab staat op dit moment niet in die richtlijnen vermeld en kan dus niet worden vergoed.
Antwoord: We hebben de Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie (NVMO) gevraagd naar hun opinie. Die zag nu geen noodzaak voor versnelde ingebruikname van trastuzumab subcutaan. Die inschatting is onder meer gemaakt in de wetenschap dat behandelingen kunnen worden uitgesteld en omdat trastuzumab subcutaan soms gecombineerd wordt met pertuzumab, dat ook intraveneus gegeven wordt.
Vragen over uitgestelde behandelingen
Antwoord: Het gaat om individuele gevallen. De vrouwen die met deze vraag te maken krijgen, kunnen het best contact opnemen met hun zorgverzekeraar. Het is aan de desbetreffende zorgverzekeraar om hierover te oordelen.
Antwoord: Zorgverzekeraars hebben aangegeven hier coulant mee om te gaan. Bespreek met uw zorgverzekeraar wat de mogelijkheden en voorwaarden zijn.
Antwoord: Voor de zorg aan coronapatiënten die in een COVID-unit hebben moeten verblijven, levert deze voorwaarde geen belemmering op. Als de periode tussen beëindiging van het verblijf en de toegang tot de GRZ langer is dan een week, vindt het Zorginstituut de analogie met het ontbreken van een voorafgaand verblijf gerechtvaardigd. Omdat het in het geval van coronapatiënten gaat om mensen met een acute aandoening en acute mobiliteitsstoornissen, gaat het Zorginstituut ervan uit dat de toegang tot de GRZ in deze gevallen zorginhoudelijk kan worden vastgesteld. De zorg kan plaatsvinden na een geriatrisch assessment door een specialist ouderengeneeskunde (lid 3 artikel 2.5c Besluit zorgverzekering).
Antwoord: Het is aan de zorgverzekeraar om te bepalen of de uitgestelde zorg alsnog verleend mag worden en of die zorg voor vergoeding in aanmerking komt. Hier zijn geen algemene afspraken over gemaakt.
Vragen over vervolgbehandelingen
Alleen in uitzonderlijke gevallen kan iemand verwezen worden voor nog een behandeltermijn van maximaal 6 maanden. Dit is ter beoordeling van de medisch specialist. Wanneer er door de medisch specialist na 6 maanden blijvende schade is vastgesteld waarvoor paramedisch behandeling aangewezen lijkt, kan hij een verwijzing geven voor een 2e behandeltermijn.
Een voorbeeld van specifieke, langetermijnschade na COVID-19 is een blijvende longafwijking. Deze moet door de longarts worden vastgesteld. Als de longarts verwacht dat de patiënt baat heeft verdere paramedische behandeling, dan kan verwijzing voor een 2e behandeltermijn plaatsvinden. Andere voorbeelden van specifieke langetermijnschade zijn blijvende verkortingen van pezen of spieren (contracturen) of blijvende stoornissen aan zenuwen (neuropathieën). Een medisch specialist moet soort klachten in relatie tot COVID-19 vaststellen. Vandaar dat een verwijzing nodig is om vergoeding van een 2e behandeltermijn van herstelzorg (van maximaal 6 maanden) mogelijk te maken.
Vragen over zorg op afstand
Antwoord: Om die vraag te kunnen beantwoorden, moet worden vastgesteld dat een behandeling die via videobellen wordt aangeboden, voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk. De digitale zorg is verzekerde zorg wanneer het gaat om bewezen effectieve zorg of om de vervanging van een bestaande zorgvorm waarbij aannemelijk gemaakt is dat het even goed werkt (zie ons rapport over de technische variant).
Als er twijfel bestaat over de vraag of de behandeling via videobellen voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk, dan kan daar in tijden van corona coulant mee worden omgegaan. Het moet gaan om behandelingen die via videobellen worden aangeboden, omdat er door de beperkingen vanwege het coronavirus geen alternatief is en uitstel van de behandeling medisch gezien ongewenst is. In die gevallen kunnen behandelingen via videobellen ten laste van de Zorgverzekeringswet (Zvw) komen.
Als de coronabeperkingen zijn opgeheven, is het belangrijk om te evalueren of de behandelingen via videobellen even effectief zijn geweest als de gebruikelijke face-to-face behandelingen conform de daarvoor geldende wettelijke criteria (stand van de wetenschap en praktijk). Als dit het geval is, kan deze zorgvorm behouden blijven. Zo niet, dan kunnen deze behandelingen via videobellen niet meer ten laste van de Zvw komen.
Vragen of een nieuwe zorgvorm, al dan niet via videobellen, voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk dienen in eerste instantie door de zorgverzekeraars te worden beoordeeld, in het kader van de zorgadviestrajecten.
Antwoord: De Zvw kent alleen verzekerden en maakt geen onderscheid tussen ‘buitenlandse’ en ‘Nederlandse’ cliënten. Wanneer mensen die langdurig in Nederland verblijven en voor de Zvw verzekerd zijn naar het buitenland vertrekken, kan dat gevolgen hebben voor het verzekerd zijn. In geval van bovenstaande vraagstelling gaan we ervanuit dat de personen die vanwege de coronacrisis naar het buitenland vertrekken verzekerd zijn en blijven. Voor de inhoud van de verzekerde zorg maakt het in die gevallen niet uit of zij in Nederland of in het buitenland behandeld worden. In de vraag gaat het om voortzetting van een bestaande behandeling (in Nederland) via beeldbellen. Daarvoor maakt het niet uit waar de patiënt verblijft.
De vraag die in deze gevallen ook moet worden beantwoord, is of de behandeling via beeldbellen kan worden voortgezet. Allereerst moet vaststaan dat een behandeling via videobellen wordt aangeboden in ieder geval voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk en dat het gaat om een bestaande zorgvorm.
Als er twijfel bestaat over de vraag of de behandeling via videobellen voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk, dan kan daar in tijden van corona coulant mee worden omgegaan. Het moet gaan om behandelingen die via videobellen worden aangeboden, omdat er door de beperkingen vanwege het coronavirus geen alternatief is en uitstel van de behandeling medisch gezien ongewenst is. In die gevallen kunnen behandelingen via videobellen ten laste van de Zorgverzekeringswet (Zvw) komen.
Als de coronabeperkingen zijn opgeheven, is het belangrijk om te evalueren of de behandelingen via videobellen even effectief zijn geweest als de gebruikelijke face-to-face behandelingen conform de daarvoor geldende wettelijke criteria (stand van de wetenschap en praktijk). Als dit het geval is, kan deze zorgvorm behouden blijven. Zo niet, dan kunnen deze behandelingen via videobellen niet meer ten laste van de Zvw komen.
Vragen over extra kosten
Antwoord: Nee, de kosten voor die testen vallen niet onder de Zvw.
Antwoord: De kosten voor het testen van medewerkers op COVID-19 zijn organisatiekosten en vallen dus niet onder de Zvw. De kosten kunnen mogelijk gedeclareerd worden onder de meerkostenregeling.
Antwoord: De kosten voor extra materialen om tandartsen (en andere zorgverleners) te beschermen tegen COVID-19-besmetting vallen onder de organisatiekosten. Die kosten kunnen mogelijk worden gedeclareerd onder de meerkostenregeling.