Standpunt - wel of niet vergoeden eerstelijns paramedische herstelzorg na COVID-19

Zorginstituut Nederland beoordeelt of eerstelijns paramedische herstelzorg na COVID-19 vanuit het basispakket van de zorgverzekering kan worden vergoed. Sommige mensen komen tijdens hun herstel na COVID-19 in aanmerking voor eerstelijns paramedische herstelzorg. Deze herstelzorg wordt nu tijdelijk onder voorwaarden vergoed uit het basispakket. Wij wachten op de resultaten van aanvullend onderzoek om een definitief standpunt in te kunnen nemen. Omdat wij niet weten wanneer de resultaten komen, kunnen we nog geen planning geven. 

Herstelzorg is nu tijdelijk toegelaten tot het basispakket

Eerstelijns paramedische herstelzorg kan bestaan uit fysiotherapie, oefentherapie, ergotherapie, diëtetiek en logopedie. Paramedische herstelzorg na COVID-19 is voorwaardelijk toegelaten tot het basispakket van de zorgverzekering. Dat houdt in dat de zorg tijdelijk wordt vergoed totdat het Zorginstituut een standpunt over wel of niet vergoeden uitbrengt. Een belangrijke voorwaarde voor de tijdelijke vergoeding is de bereidheid van patiënten om mee te doen aan het retrospectieve onderzoek naar het effect van de herstelzorg.

Gevolgen uitkomst standpunt

Als wij een negatief standpunt uitbrengen, dan kan deze zorg geen onderdeel meer zijn van het basispakket. De voorwaardelijke toelating stopt dan direct. Dit betekent dat paramedische herstelzorg na COVID-19 bij een negatief standpunt vanaf dat moment niet meer wordt vergoed. Dat geldt voor zowel nieuwe patiënten die willen starten met de zorg, als voor patiënten die al worden behandeld.

Als wij een positief standpunt uitbrengen, dan wordt de zorg definitief vergoed. Of het standpunt positief of negatief wordt, hangt af van of de zorg echt werkt, oftewel de zorg moet voldoen aan de ‘stand van de wetenschap en praktijk’ 

Ingang vergoeding bij positief standpunt

Om te zorgen dat paramedische herstelzorg bij een positief standpunt volledig wordt vergoed, moet het Besluit zorgverzekering waarschijnlijk worden gewijzigd. Dat kan dan alleen per 1 januari 2025. Dit betekent dat paramedische herstelzorg in dat geval vanaf 1 januari 2025 onderdeel uitmaakt van het basispakket. Om te voorkomen dat mensen bij een positieve beoordeling door het Zorginstituut in de periode tot 1 januari 2025 geen vergoeding krijgen, wordt de voorwaardelijke toelating dan verlengd tot 1 januari 2025.

Lees de verlenging van de voorwaardelijke toelating van paramedische herstelzorg voor COVID-19 in de Staatscourant.

Uitleg over paramedische herstelzorg na COVID-19

Het kan per persoon verschillen hoe lang het duurt voordat je hersteld bent van COVID-19. Veel mensen herstellen snel en in de thuissituatie zonder dat zij extra zorg nodig hebben. Maar er zijn ook mensen die extra zorg nodig hebben. Mensen die ernstige COVID-19 hebben gehad, kunnen tijdens hun herstel ernstige klachten of beperkingen ervaren. Voorbeelden van klachten zijn: benauwdheid, conditiegebrek, vermoeidheid, spierpijn of geheugen- en concentratieproblemen. Bij beperkingen kan het gaan om niet kunnen traplopen, problemen hebben met zelfverzorging, alleen kleine afstanden kunnen lopen, geen boodschappen kunnen doen of je werk niet kunnen doen. 

Deze mensen kunnen tijdelijk en onder voorwaarden in aanmerking komen voor paramedische herstelzorg. Het is niet noodzakelijk dat iemand positief is getest op het coronavirus. Het is ook niet noodzakelijk dat iemand opgenomen is geweest in het ziekenhuis. Als iemand thuis ziek is geweest, stelt de huisarts of medisch specialist vast of er waarschijnlijk sprake is geweest van COVID-19 en of de patiënt paramedische herstelzorg moet krijgen. Ook na een herbesmetting met COVID-19 kunnen mensen in aanmerking komen voor de vergoeding van herstelzorg. 

Paramedische herstelzorg kan bestaan uit fysiotherapie, oefentherapie, ergotherapie, diëtetiek en logopedie. Het is per patiënt verschillend welke zorg nodig is. Afhankelijk van de klachten beoordeelt de huisarts of medisch specialist of paramedische herstelzorg nodig is en door wie deze zorg gegeven moet worden. Een patiënt kan dus te maken krijgen met meerdere zorgverleners. De zorg wordt aangepast aan de persoonlijke situatie.

Onderzoek naar effect van herstelzorg

Het onderzoek bestaat uit 2 delen en wordt uitgevoerd door 9 onderzoeksinstituten onder coördinatie van het Radboudumc. Het onderzoek bestaat uit 2 delen: retrospectief en prospectief onderzoek. 

  • In het retrospectieve onderzoek, het eerste deel van het onderzoek, worden gegevens over de gezondheid en het herstel verzameld uit het behandeldossier van de patiënt. Dit onderzoek start zodra de eerste behandeling van paramedische zorg wordt gegeven. De behandelaar legt verschillende gegevens vast over bijvoorbeeld conditie, gewicht en de behandeling die nodig is. Alleen de anonieme behandelgegevens van de herstelzorg worden gebruikt voor het onderzoek. De patiënt moet mondeling toestemming geven om deze gegevens te delen met de onderzoekers. De zorgverlener legt de toestemming vast in het behandeldossier. Er worden geen persoonsgegevens gedeeld met de onderzoekers. Ook worden er geen gegevens gedeeld over behandelingen die geen onderdeel uitmaken van de herstelzorg. Patiënten die deelnemen aan het onderzoek krijgen de zorg vergoed. Als de patiënt ervoor kiest om met het onderzoek te stoppen en geen gegevens meer te delen, dan stopt de vergoeding voor deze zorg vanaf dat moment. Dit deel van het onderzoek is nog niet afgerond.
  • Het prospectieve onderzoek, het tweede deel van het onderzoek, is gestart in maart 2021. Hiervoor zijn ongeveer 1400 mensen via hun zorgverlener gevraagd om deel te nemen. Daarmee is de toelating tot dit deel van het onderzoek gesloten. Voor alle andere patiënten blijft de verplichting gelden om aan het eerste deel van het onderzoek deel te nemen. Dit deel van het onderzoek is inmiddels afgerond.

Aanvullend onderzoek

Het Zorginstituut is op dit moment in afwachting van de resultaten van een aanvullende studie. Het gaat om een matching-studie tussen de ParaCov-data en RIVM-data. Hierbij wordt geprobeerd om de uitkomsten te vergelijken van het herstel van patiënten die wel een behandeling met paramedische herstelzorg kregen en patiënten die dat niet kregen. De resultaten hiervan helpen ons mogelijk om beter te beoordelen of eerstelijns paramedische herstelzorg na COVID-19 echt effectief is. Omdat wij niet weten wanneer de resultaten bekend zijn, kunnen we nog geen planning geven. 

Vergoeding voor behandeling

Het is per patiënt verschillend hoeveel zorg er nodig is. Sommige patiënten hebben aan enkele ondersteunende behandelsessies voldoende. Andere patiënten hebben een behandelprogramma van enkele maanden nodig. De maximale periode van behandeling is 6 maanden. Tijdens deze periode brengen de behandelaars verslag uit aan de huisarts over de voortgang van de behandelingen. De huisarts beoordeelt na ongeveer 3 maanden of én hoe de zorg voortgezet moet worden. Als de patiënt deelneemt aan het nog lopende eerste deel van het onderzoek wordt paramedische herstelzorg vergoed vanaf de eerste behandeling. Wel geldt het eigen risico. Paramedische behandelingen die voor 18 juli 2020 zijn gegeven, worden niet vergoed onder deze regeling.

Het is per patiënt verschillend hoeveel zorg en welke zorg er nodig is. Er is wel een maximum gesteld aan het aantal behandelingen waarvoor vergoeding geldt: 

  • fysiotherapie of oefentherapie: maximaal 50 behandelingen
  • ergotherapie: maximaal 10 uur
  • diëtetiek: maximaal 7 uur
  • logopedie: geen maximum

Tweede behandeltermijn

Alleen in uitzonderlijke situaties kan iemand verwezen worden voor nog een behandeltermijn van maximaal 6 maanden. Dit is als iemand specifieke, langetermijnschade heeft door COVID-19. Voorbeelden hiervan zijn een blijvende longafwijking, blijvende verkortingen van pezen of spieren (contracturen) of blijvende stoornissen aan zenuwen (neuropathieën). In principe moet een medisch specialist dit vaststellen. Als de medisch specialist inschat dat de patiënt baat heeft bij verdere paramedische behandeling, kan hij de patiënt een verwijzing geven voor een tweede behandeltermijn van paramedische herstelzorg. In bijzondere situaties, die meestal te maken hebben met een beperkt of onvolledig uitgevoerde eerste behandeltermijn, mag ook de huisarts verwijzen voor een tweede behandeltermijn van paramedische herstelzorg. De specifieke voorwaarden die in deze situatie gelden staan in het document ‘Vragen en antwoorden paramedische herstelzorg na COVID-19’.

De tijdsperiode tussen het einde van de eerste behandeltermijn en de start van de tweede behandeltermijn is maximaal 4 maanden.

In deze tweede behandelperiode geldt opnieuw een maximale behandelomvang per zorgvorm:

  • fysiotherapie of oefentherapie: maximaal 50 behandelingen 
  • ergotherapie: maximaal 10 uur
  • diëtetiek: maximaal 7 uur
  • logopedie: geen maximum

Voor informatie

Hebt u vragen over dit standpunt? Dan kunt u deze per e-mail stellen aan:

Marc Koster
E-mail: mkoster@zinl.nl
 

Planning

Planning tot aan publicatie standpunt
Stap in het proces Datum
Start dossier februari 2023
Start externe consultatie claim & concept PICOT maart 2023
Bespreking in de Wetenschappelijke Adviesraad (WAR) 28 augustus 2023
Start externe consultatie conceptstandpunt nog niet bekend
Bespreking in de Adviescommissie Pakket (ACP) nog niet bekend
Bespreking Raad van Bestuur nog niet bekend
Publicatie standpunt nog niet bekend

Betrokken partijen

  • C-Support (nazorg COVID-19) 
  • Ergotherapie Nederland (EN) 
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) 
  • Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) 
  • Nederlandse Vereniging van Diëtisten 
  • Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) 
  • Patiëntenfederatie Nederland 
  • PostCOVIDNL 
  • Stichting Keurmerk Fysiotherapie (SKF) 
  • Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck (VvOCM) 
  • Vereniging van Revalidatieartsen (VRA) 
  • Zorgverzekeraars Nederland (ZN)