We komen ze regelmatig tegen, in de media of op verjaardagen en feestjes: misverstanden en vooroordelen over hoe wij als Zorginstituut onze taken uitvoeren, onze rol in het zorglandschap, onze intenties en doelstellingen. We hebben de hardnekkigste misverstanden verzameld en vertellen hier per punt hoe het écht zit.
Zin en Onzin: de misverstanden over het Zorginstituut
Hoe zit het echt?
In het Nederlandse zorgstelsel bestaat de zorg uit een gesloten en een open deel. Het Zorginstituut gaat voornamelijk over het gesloten pakket, dat bestaat uit geneesmiddelen die op de markt komen. Wij beoordelen bijna alle geneesmiddelen in het gesloten pakket. Maar van alle zorg die vanuit het basispakket vergoed wordt, behoort ruim 80 procent tot het open pakket. Dit open deel omvat onder meer alle ziekenhuiszorg. Als zorgverleners en verzekeraars van mening zijn dat de behandeling voldoet aan de stand van de wetenschap en de praktijk, stroomt deze zorg zonder onze tussenkomst in het pakket. Pas als de partijen het oneens zijn, kunnen zij het Zorginstituut verzoeken hierover een standpunt in te nemen. In dat geval is ons standpunt (wel of niet vergoeden) bindend.
Conclusie: het Zorginstituut beoordeelt vooral de zorg die in het gesloten pakket zit. Wij beoordelen zorg uit het open pakket alleen als er twijfel bestaat over de effectiviteit ervan.
Hoe zit het echt?
Het Zorginstituut wordt heel sterk geassocieerd met geneesmiddelen. Dat is niet zo gek: onze adviezen over dure geneesmiddelen krijgen vaak veel media-aandacht. Toch is dit slechts een deel van ons werk. We beoordelen ook veel medische behandelingen en andere zorgvormen. Recente voorbeelden daarvan zijn onze standpunten over de Flash Glucose Monitor, de hooggebergtebehandeling en de lagerugherniabehandeling. Ook hebben we paramedische zorg beoordeeld, zoals fysiotherapie bij reuma en bij urine-incontinentie. En in de ggz hebben we ons regelmatig uitgesproken over welke zorg nu wel en niet tot het basispakket behoort. In de toekomst willen we onze aandacht wellicht ook uitstrekken naar het pakket van goede verzekerde zorg in de langdurige zorg.
Conclusie: het Zorginstituut gaat over veel meer zorg dan alleen geneesmiddelen.
Hoe zit het echt?
Wij beoordelen zorg altijd in samenhang. Daarbij kijken we primair naar de werkzaamheid en pas daarna naar de kosten. De kosten zijn wél een belangrijke factor: als we die negeren, komt alle zorg in het pakket en wordt de zorg onbetaalbaar. Dat is onhoudbaar, want we moeten wel met z’n allen de premie kunnen blijven opbrengen. Als we dus de belangen van de burger en patiënt willen behartigen, moeten we juist ook naar de kosten kijken.
Conclusie: kosten zijn alleen een belangrijke factor in relatie tot de effectiviteit van een behandeling, juist omdát we rekening houden met de belangen van burgers en patiënten.
Hoe zit het echt?
Dit veelgehoorde verwijt is gestoeld op 2 veronderstellingen. De eerste is dat wij als Zorginstituut autonoom besluiten nemen over welke zorg wel of niet vergoed mag worden, zonder dat we ons iets zouden aantrekken van de mening en expertise van artsen. Het tegendeel is waar: we laten ons juist sterk in met dokters en zorgverleners. Allereerst is een groot deel van onze eigen medewerkers opgeleid tot medicus, gezondheidswetenschapper of zorgverlener. Daarnaast betrekken we de beroepsgroepen bij al onze adviezen en baseren we ons op onderzoek dat juist vaak door artsen gedaan is. De tweede veronderstelling is gebaseerd op het idee dat we ons bemoeien met de zorg die de arts aan zijn patiënt geeft. Ook dit klopt niet: elke arts kan voorschrijven wat hij wil en is verantwoordelijk voor de zorg aan zijn patiënt. We gaan dus niet op de stoel van de individuele arts zitten. Maar om de zorg betaalbaar te houden, stellen wij wel de kaders van wat goede, effectieve zorg is, gebaseerd op breed onderzoek onder een grote patiëntengroep.
Conclusie: het Zorginstituut neemt geen autonome beslissingen over de vergoeding van zorg en bemoeit zich niet met de zorgrelatie tussen de arts en zijn patiënt.
Hoe zit het echt?
Tegen het overgrote deel van de zorg uit het gesloten deel zeggen wij ‘ja’: wij adviseren de minister dat de zorg uit het basispakket vergoed mag worden. Soms gebeurt dat onder voorwaarden; we stellen dan bijvoorbeeld dat er nog nader onderzoek gedaan moet worden, of dat er moet worden onderhandeld over de prijs. Een pertinent ‘nee’, dus een advies dat een bepaalde behandeling niet het basispakket in mag, komt heel weinig voor.
Conclusie: het Zorginstituut zegt veel vaker ‘ja’ tegen zorg.
Hoe zit het echt?
Als het Zorginstituut adviseert om bepaalde zorg niet te vergoeden, levert dat vaak veel media-aandacht op. Spraakmakende voorbeelden uit het verleden zijn de rollator, paracetamol en de anticonceptiepil. Hierdoor ontstaat het beeld dat wij steeds meer zorg uit het basispakket schrappen. Toch wordt er in werkelijkheid vrijwel nooit iets uit het pakket gehaald. Sterker, er stroomt vooral veel nieuwe zorg in. En daar komt dan nog alle nieuwe zorg bij die dagelijks het open deel in stroomt.
Conclusie: het basispakket wordt niet uitgekleed: de instroom is groter dan de uitstroom.