GVS-advies triëntine dihydrochloride (Cufence®) bij de behandeling van de ziekte van Wilson

Het Zorginstituut heeft beoordeeld of het middel triëntine dihydrochloride (Cufence®) kan worden opgenomen in het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). Triëntine dihydrochloride (Cufence®) is geïndiceerd voor de behandeling van de ziekte van Wilson. 

Triëntine dihydrochloride is een medicijn voor thuisgebruik dat op recept verkrijgbaar is bij de apotheek. We noemen dat een extramuraal geneesmiddel. Zo’n geneesmiddel komt alleen voor vergoeding in aanmerking zodra het is opgenomen in het GVS. Het Zorginstituut adviseert de minister voor Medische Zorg om triëntine dihydrochloride (Cufence®) op te nemen op bijlage 1A van het GVS, in een nieuw te vormen cluster met triëntine tetrahydrochloride (Cuprior®). Aan de vergoeding is een voorwaarde verbonden (bijlage 2).

Indicatie waarvoor vergoeding is aangevraagd

Cufence® is geregistreerd voor de behandeling van de ziekte van Wilson bij volwassenen, adolescenten en kinderen van 5 jaar en ouder, bij wie behandeling met D-penicillamine niet werkt. De ziekte van Wilson is een erfelijke stofwisselingsziekte waarbij koper zich opstapelt in de lever en andere organen.

Onderlinge vervangbaarheid met andere geneesmiddelen

In het rapport concludeert het Zorginstituut dat triëntine dihydrochloride (Cufence®) onderling vervangbaar is met een ander geneesmiddel dat in het GVS is opgenomen. Het gaat om triëntine tetrahydrochloride (Cuprior®).

Advies Zorginstituut

Zorginstituut Nederland adviseert de minister voor Medische Zorg om triëntine dihydrochloride (Cufence®) op te nemen in het GVS op bijlage 1A, in een nieuw te vormen cluster met triëntine tetrahydrochloride (Cuprior®). De standaarddosis van Cufence® kan vastgesteld worden op 800 mg en die van Cuprior® op 450 mg.

Voor de vergoeding van triëntine geldt een bijlage 2-voorwaarde:

  • uitsluitend voor verzekerden met de ziekte van Wilson die niet kunnen uitkomen met een therapie met D-penicillamine in de maximaal verdraagbare dosering.

Opname op bijlage 1A van het GVS

Op bijlage 1A van het GVS staat de lijst met groepen (clusters) van onderling vervangbare geneesmiddelen. Geneesmiddelen worden als onderling vervangbaar aangemerkt als zij: 

  • bij een gelijksoortig indicatiegebied kunnen worden toegepast; 
  • via een gelijke toedieningsweg worden toegediend; én 
  • in het algemeen voor dezelfde leeftijdscategorie zijn bestemd.

De geneesmiddelen op deze lijst hebben een vergoedingslimiet. Als de prijs van het middel boven deze limiet ligt, moet de verzekerde dus bijbetalen.